Een sjibbolet is een woord dat gebruikt wordt om te testen of iemand bij een bepaalde groep mensen hoort. Een heel bekend voorbeeld is het woord Scheveningen dat door Nederlanders wel maar door buitenlanders niet goed is uit te spreken. Een sjibbolet wordt ook in bredere zin gebruikt in de zin van een identificatiekenmerk dat de ene groep van de andere onderscheidt. Zo kan in christelijke kerken of gemeentes een sjibbolet een bepaald gebruik of een bepaalde leer zijn, waarmee mensen de in hun ogen rechtzinnige christenen onderscheiden van anderen.
De term sjibbolet komt uit het Hebreeuws en heeft meerdere betekenissen zoals ‘stroom’ en ‘korenaar’. Dat het een term is geworden om onderscheid te maken tussen groepen komt door het gebruik ervan in de strijd van Gilead tegen Efraim ten tijde van de richter Jefta. In Richteren 12 is te lezen hoe de Gileadieten onderscheid maakten tussen henzelf en mannen van Efraim door ze Sjibbolet te laten uitspreken. Efraimieten konden blijkbaar de sj klank niet goed uitspreken en werden op basis daarvan gedood. Zo gebruikten mensen uit hetzelfde volk, met dezelfde taal en dezelfde God het woord sjibbolet om elkaar af te slachten.
Het is altijd goed jezelf af te vragen wat jouw sjibbolets zijn en of jij en ik andere christenen, met wie wij samen dezelfde God dienen, om verkeerde redenen figuurlijk afslachten. Is het wel juist dat wij bepaalde sjibbolets hanteren? Elke christelijke groepering heeft waarschijnlijk wel zijn eigen bewuste of onbewuste sjibbolet(s). Dit kan bijvoorbeeld een bepaald jargon zijn, dat gebruikelijk is in de ene gemeente maar niet in de andere. Ook een bepaalde gewoonte of gebruik kan als sjibbolet fungeren. Een bekend voorbeeld hiervan is het verschil tussen kinderdoop en volwassendoop. Een ander voorbeeld van een sjibbolet kan een bepaalde leer of dogma zijn, dat de ene gemeente zo belangrijk vindt, dat ze zich daarmee onder- en afscheid van andere gelovigen.
In de tijd van het Nieuwe Testament bestonden er net als nu grote (of zelfs grotere) verschillen tussen christenen. Mensen van verschillende culturen (Joden en Grieken), van verschillende standen (slaven en vrijen), van verschillende maatschappelijke status (mannen en vrouwen) kwamen samen om dezelfde Heer te eren en te dienen. Dat ging niet altijd zonder problemen. Hiervan kun je soms een glimp opvangen bij het lezen van het Nieuwe Testament. Paulus begint zijn 1e brief aan de verdeelde Korintiërs bijvoorbeeld met een oproep tot eenheid, omdat zij allemaal dezelfde Christus toebehoren en niet een of andere leraar (I Kor 3:23). Een ander voorbeeld is de waarschuwing van Jacobus om rijke mensen geen voorkeursbehandeling te geven ten koste van armen (Jak 2:1ev).
Rom 14 is bij uitstek een hoofdstuk dat handelt over hoe we moeten omgaan met verschillen in de gemeente. Blijkbaar waren er ook in de gemeente in Rome grote onderlinge verschillen. Paulus zegt daarvan
Aanvaardt de zwakke in het geloof, maar niet om overwegingen te beoordelen. De een gelooft, dat hij alles eten mag, maar de zwakke eet plantaardig voedsel. Wie wèl eet, minachte hem niet, die niet eet, en wie niet eet, oordele hem niet, die wèl eet, want God heeft hem aanvaard.
God heeft ons allemaal aanvaard, dus waarom zouden wij elkaar niet aanvaarden? Veel uitleggers lezen in deze verzen het verschil dat bestond tussen heidense en Joodse gelovigen, die vanuit verschillende culturele achtergrond gewend waren aan bepaalde voedselvoorschriften of een bepaalde kalender. Paulus zegt niet dat ze (we) allemaal hetzelfde moeten zijn en doen, maar dat we elkaar met onze verschillen moeten aanvaarden.
Ieder zij voor zijn eigen besef ten volle overtuigd……
Want niemand onzer leeft voor zichzelf, en niemand sterft voor zichzelf; want als wij leven, het is voor de Here, en als wij sterven, het is voor de Here. Hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren….
Zo zal [dan] een ieder onzer voor zichzelf rekenschap geven [aan God].
We zijn allemaal dienaren van de Heer en niet van elkaar. We zullen aan God en niet aan elkaar rekenschap moeten geven over onszelf.
Houd gij het geloof, dat gij hebt bij uzelf voor het aangezicht Gods. Zalig is hij, die zich geen verwijten maakt bij hetgeen hij goed acht. Maar wie twijfelt, wanneer hij eet, is veroordeeld, omdat hij het niet uit geloof doet. En al wat niet uit geloof is, is zonde.
Het gaat er bij Paulus niet om dat alle gelovigen zich uiterlijk conformeren aan hetzelfde dogma of aan een bepaalde gewoonte. Het gaat om de innerlijke overtuiging. Geloof moet de drijfveer van ons handelen zijn.
De apostelen roepen ons op tot eenheid, tot liefde voor en geduld met elkaar. Het kan namelijk ook anders! Zo schrijft Paulus aan de Thessalonicenzen dat hij hen niet over broederliefde hoeft te schrijven aangezien zij alle broeders in geheel Macedonië lief hebben (I Thess 4:9-10). Hij noemt hen een voorbeeld voor alle gelovigen in Macedonië en Achaje (I Thess 1:7). Zou hij dat van onze kerken en gemeentes kunnen zeggen? Andere christenen zijn namelijk niet onze tegenstanders.
Duidelijk stuk Hannes. Laten we elkaar liefhebben en niet de ander afrekenen, omdat diegene iets misschien op een wat andere manier ziet.
Uiteindelijk dienen we allemaal dezelfde God!
Groetjes,
Remco