Een altijd moeilijke discussie is de vraag in hoeverre alles is voorbestemd of niet, en of wij een echt vrije wil hebben. Ik dacht hier weer eens over na naar aanleiding van een blog van Kees en een predicatie van mijn gemeente die ik beluisterde.
In de predicatie werd Rom 8:30 aangehaald:
en die Hij tevoren bestemd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.
Deze en enkele andere teksten, sommige ook uit de Romeinenbrief, suggereren dat er dingen zijn, zoals onze roeping, die van tevoren vaststaan. De discussie rondom voorbestemming en vrije wil is naar mijn mening echter niet zo simpel dat een paar teksten voor één standpunt deze discussie beslechten. Er zijn immers weer andere teksten die de vrije wil van de mens, die kan kiezen om het goede of het kwade te doen, als uitgangspunt lijken te hebben. Het is niet voor niets dat deze discussie al eeuwen in de kerk speelt. Misschien is het wel een vraag waar wij mensen nooit echt een goed en bevredigend antwoord op kunnen krijgen.
In mijn ogen is de belangrijkste vraag uit deze discussie niet of wij een vrije wil hebben, maar of wij verantwoordelijk worden gehouden voor onze keuzes en daden, ongeacht of onze wil vrij is of niet. Dit is wat in ons dagelijks leven echt belangrijk is. Het maakt voor mijn dagelijks leven nou niet echt uit of al mijn handelingen en keuzes zijn voorbestemd, want zo ervaar ik de wereld om mij heen toch niet. Ik leef met het idee dat ik keuzevrijheid heb. Voor mij is het dus een belangrijke vraag of ik verantwoordelijk word gehouden voor mijn keuzes. Natuurlijk weet ik wel dat onze keuzemogelijkheden door heel veel omstandigheden buiten ons om beperkt worden. We kiezen er niet voor in welke kerk we opgroeien en dus is onze keuze welke theologie wij voor waarheid houden behoorlijk bevooroordeeld (en toch denken we allemaal dat wij toevallig in de juiste kerk of gemeente zitten). Onze keuzevrijheid wordt verder ingeperkt door allerlei bewuste en onbewuste indrukken die we opdoen, zonder dit zelf te willen. Toch ervaren we de wereld alsof we de keuze hebben bepaalde dingen wel en bepaalde dingen niet te doen. De vraag is of God hier rekenschap voor vraagt.
Ondanks dat Paulus schrijft dat God ons van tevoren heeft bestemd en geroepen (Rom 8:30), spreekt hij ons aan om ons verantwoordelijk te gedragen, alsof we daarin een keuze hebben. Nadat Paulus in de hoofdstukken acht tot elf van de brief aan de Romeinen uitweidt over Gods verkiezing van Israel en de heidenen, en concludeert dat alles uit, door en tot God is, schrijft hij:
Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst.
De rest van de brief behandelt bijna alleen nog maar hoe wij ons zouden moeten gedragen (oftewel welke keuzes wij zouden moeten maken). Hetzelfde doet Paulus in de Efeze brief. Nadat hij in het eerste deel van deze brief heeft uiteengezet op welke indrukwekkende manier God zowel Joden als heidenen heeft geroepen in hetzelfde lichaam, vermaant hij ze in het 2e deel van de brief om waardig aan deze roeping te wandelen, alsof ze daartoe een keuze hebben. Wat ik hiermee probeer aan te geven, is dat ik denk dat de vraag welke keuzes wij zouden moeten maken, en of wij daarvoor verantwoordelijk zijn, eigenlijk belangrijker is dan de vraag of wij wel of niet een vrije wil hebben. Die laatste vraag is slechts theoretisch, die eerste is van dagelijks praktisch belang.
Paulus vergelijkt God in de Romeinenbrief met een pottenbakker, die de ene pot een eervolle en de andere een oneervolle bestemming geeft. De pottenbakker mag dat zelf weten en de pispot heeft niet het recht om de pottenbakker te vragen waarom hij zo gemaakt is. Wij mogen God niet ter verantwoording roepen, maar Hij mag dat wel bij ons. De eerste mens, Adam, kreeg al van God de keuze om een gebod, het eten van de boom van kennis van goed en kwaad, wel of niet te gehoorzamen. God verbond ook een consequentie aan die keuze, namelijk het leven of de dood. Toen God Abraham had geroepen, gaf Hij hem ook de keuze Hem te gehoorzamen of niet. Het volk Israel kreeg eveneens de keuze tussen leven en dood, toen het uit Egypte was geroepen (Deut 30). Ik concludeer hieruit dat God ons mensen de ruimte en vrijheid geeft om zelf keuzes te maken, en dat God ons en onze keuzes ook serieus neemt door hier consequenties aan te verbinden.
David noemt iemand die in zijn hart zegt dat er geen God is dwaas (in Psalm 14 en 53). Hij bedoelt hier niet zozeer een atheïst mee, iemand die het bestaan van God op theoretische gronden ontkent, maar iemand die leeft en doet alsof er geen God is (terwijl hij misschien wel beter weet). David noemt degene die God zoekt verstandig. Jezus sprak op vergelijkbare manier over dwaze en verstandige mensen. We kennen ze allemaal uit het bekende kinderliedje over de dwaas man die zijn huis op het zand bouwde. In Zijn eerste grote toespraak tegen Zijn volgelingen in het Matteüs evangelie, in de ‘bergrede’ (Matt 5-7), zet Jezus de wereld op zijn kop. Zijn Koninkrijk is niet net als deze wereld en zo moeten Zijn volgelingen ook niet zijn. Zij moeten zelfs hun vijanden liefhebben. Het is niet alleen ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’ maar ook ‘Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun ook aldus’ (Matt 7:12). In Zijn koninkrijk doet het er toe, wat je doet. Jezus zegt daarom dan ook aan het eind van Zijn toespraak dat een ieder die Zijn woorden hoort en ze doet lijkt op een verstandig man, die zijn huis bouwde op de rots. Daarentegen lijkt een ieder die Zijn woorden hoort en ze niet doet op een dwaas (Matt 7-24-26).
Hebben we een vrije wil? Is het niet veel belangrijker om ons af te vragen wat onze wil is? Welke keuzes maken we elke dag? Zijn we wijs of zijn we dwaas? Natuurlijk is onze roeping en redding niet (alleen) afhankelijk van onze wil of onze werken, zoals in de predicatie die ik luisterde ook duidelijk naar voren kwam. Maar het besef dat God het is die ons geroepen heeft, zou ook moeten leiden tot het besef dat we verantwoorde keuzes moeten maken. Natuurlijk gaat het er daarbij niet om dat we trots op onze keuzes zijn, alsof we ze voor de buitenwereld maken en niet voor God. We moeten geen schone schijn ophouden. We zijn afhankelijk van Gods genade omdat we fouten blijven maken, maar dit feit, waar ik overigens ontzettend dankbaar voor ben, ontslaat ons niet van een eigen verantwoordelijkheid om goede keuzes te maken. Daarom kan Paulus aan de ene kant schrijven dat wij Gods maaksel zijn, om goede werken te doen die God tevoren bereid heeft (Ef 2:10) en tegelijkertijd ons ook aansporen waardig te wandelen in overeenstemming met onze roeping (Ef 4:1). Paulus zegt niet voor niets dat hij overal, in het land Israel en aan heidenen, heeft verkondigd dat mensen zich met berouw zouden moeten bekeren tot God en werken doen die met hun berouw overeenstemmen (Hand 26:20).
Hannes,
Een mooi verhaal. Waar je dit principe ook goed ziet, is wanneer Jezus mensen roept. Sommigen gaan Hem volgen, zoals Petrus en Johannes. Sommigen doen dit echter niet, en kiezen er voor om eerst andere dingen te doen. Met als mooiste voorbeeld de rijke jongeling. Zij krijgen dus van Jezus duidelijk de keuze om te kiezen om hem te volgen of niet.
Je kan je dan inderdaad afvragen of dit al van te voren vastlag wie er wel zou volgen en wie niet. Maar dat is voor die mensen op dat moment helemaal niet relevant.
Dit is ook de reden waarom ik me zo verwonder over het verhaal van Petrus die op het water liep. Het was zijn keuze om uit de boot te stappen. Hij had het ook niet kunnen doen!
De vraag is natuurlijk geldt dit principe ook voor ons?
Hebben wij de mogelijkheid om ook nee te zeggen als God iets aan ons vraagt?
Ik denk dat ik daar het antwoord wel op kan geven.
Groet,
Siebe
Sieb
bedankt voor je reactie. Ik denk dat je een goede vraag stelt. Kan een mens nee tegen God zeggen, als Hij die mens roept. Rom 8:30 suggereert van niet. Maar als mens kun je natuurlijk wel het evangelie horen, maar hier nee tegen zeggen. Ben je dan toch geroepen? Zouden dit de mensen zijn die Paulus in II Thess 1:8 aanspreekt, die het evangelie niet gehoorzamen?
groet
Hannes
Fijn stukje Hannes, over een moeilijk onderwerp. Terecht zeg je dat ‘de Kerk’ dit al eeuwenlang ter discussie stelt, zoals meerdere moeilijke passages uit de Bijbel die verschillend worden gezien/uitgelegd of afgedaan als zijnde ‘niet voor ons’. Of we nu een vrije wil hebben of niet(en hoe vrij is die wil dan), het gaat er in het hier en nu toch om of je bereidt bent Hem te gehoorzamen, denk ik.
Hoe moeten we anders 2 Kor. 5:10 lezen? Daar gaat het toch om verantwoording die we af moeten leggen.
En hierna gaat Paulus nog door met de woorden ‘Daar wij dan weten hoezeer de Here te vrezen is trachten wij de mensen te overtuigen ‘……enz.
Hoe moet je vervolgens diè tekst dan weer opvatten? En dan met name het woordje ‘overtuigen’. Toch een soort van ‘evangelisatie-voering’? Of zending? Omdat God dat van ons verlangt misschien, en ook daarvoor ons verantwoordelijk zou kunnen houden? Ik vind het best lastig, hoe je daar dan tegenaan moet kijken, en zo zijn er meerdere teksten……
Misschien kan iemand hier een ophelderend stukje/antwoord op geven. Of wellicht wil je zelf nog reageren, Hannes.
Groet!
Hoi Marja
dank je voor je reactie. Ik ben het met je eens dat 2 Kor 5:10ev een goed voorbeeld lijkt te zijn van hoe Paulus spreekt over zijn eigen verantwoordelijkheid, en die van anderen. Paulus schrijft dat hij zijn best doet (eer in stelt) om God welgevallig te zijn. En zo zijn er nog vele andere teksten te vinden. Over die evangelie-verkondiging… toen Paulus geroepen werd door Jezus op weg naar Damascus, vroeg Paulus direct: Heer wat moet ik doen? Toen zei Jezus dat hem verteld zou worden wat hij moest doen (Hand 9:6; 22:10). Hij moest het evangelie verkondigen. Later zegt Paulus tegen koning Agrippa, dat hij, toen hij door Jezus werd geroepen, niet eigenwijs/ongehoorzaam is geweest (Hand 26:18/19). Paulus was zich heel goed bewust dat geroepen werd en Jezus moest gehoorzamen. Ik denk dat wij, christenen, net zo geroepen zijn, niet alleen om zondag naar de kerk/gemeente te gaan, maar in heel ons leven Gods wil te zoeken en die te gehoorzamen.
groet
Hannes