Een aantal weken geleden mocht ik invallen bij de zondagschool van onze gemeente. Het verhaal dat ik moest vertellen was dat van Paulus en Barnabas in Lystra (Hand 14:8ev). Dit verhaal en de gebeurtenissen die hier direct aan vooraf gaan zijn me sindsdien bijgebleven. De belevenissen van Paulus en Barnabas in Lystra zijn bij kinderen vaak bekend omdat de twee apostelen voor goden worden aangezien en omdat Paulus daarna wordt gestenigd. Toch zijn deze gebeurtenissen niet waar het echt om draait tijdens deze eerste zendingsreis. Het bijzondere is juist dat voor het eerst openlijk het evangelie aan mensen die God niet kennen wordt gepredikt. Verder vond ik het bijzonder hoe anders Paulus verschillende mensen aanspreekt en probeert te overtuigen van en met zijn goede boodschap. In deze blog wil ik wat gedachten hierover opschrijven.De eerste zendingsreis
In Hand. 13:2 is te lezen hoe Paulus (toen nog Saulus) en Barnabas in de gemeente van Antiochië worden afgezonderd voor een speciale taak:
En terwijl zij vastten bij de dienst van de Heer, zei de heilige Geest: Zondert Mij nu Barnabas en Saulus af voor het werk, waartoe Ik hen geroepen heb (Hand 13:2)
Door de Heilige Geest gezonden, reizen Paulus en Barnabas langs een aantal steden op Cyprus en in het zuiden van wat wij nu Turkije noemen (en toen Pamfylië, Pisidië en Lycaonië heette). Onderweg verkondigen zij het ‘woord van God in de synagogen’ (13:5) en opent God uiteindelijk zelfs een ‘deur van het geloof voor de heidenen’ (14:27). Het werk waartoe zij afgezonderd waren, volbrengen ze aan het einde van Hand 14:
en vandaar voeren zij naar Antiochië, waar zij aan de genade Gods waren opgedragen voor het werk, dat zij volbracht hadden. (Hand 14:26)
Verkondiging aan Joden en vereerders van God
Tijdens hun reis bezoeken Paulus en Barnabas een stad met dezelfde naam als de stad van waaruit ze vertrokken, namelijk Antiochië (in Pisidië). Op sabbat bezoeken ze daar de synagoge, waar ze de gelegenheid krijgen een ‘woord van opwekking/bemoediging’ te spreken. Paulus staat op en zegt onder andere:
…verwekte Hij hun David als koning, wie Hij ook dit getuigenis gaf: Ik heb David, de zoon van Isaï, gevonden, een man naar mijn hart, die al mijn bevelen zal volbrengen. Uit zijn geslacht heeft God naar de belofte voor Israël de Heiland Jezus doen komen, nadat Johannes eerst, vóór zijn optreden, aan het gehele volk Israël een doop van bekering gepredikt had. En toen hij zijn loopbaan volbracht, zeide Johannes: Wat gij meent, dat ik ben, ben ik niet, maar zie, na mij komt Hij, wie ik niet waardig ben het schoeisel van zijn voeten los te maken.
Mannen broeders, zonen van het geslacht van Abraham, en vereerders van God onder u, tot ons is deze heilsboodschap gezonden. Want die te Jeruzalem wonen en hun oversten hebben Hem niet erkend en zij hebben de uitspraken der profeten, die elke sabbat worden voorgelezen, door hun oordeel vervuld, en hoewel zij geen grond voor doodstraf konden vinden, hebben zij Pilatus gevraagd Hem ter dood te brengen; en toen zij alles volbracht hadden, wat van Hem geschreven stond, namen zij Hem af van het hout en legden Hem in een graf. Maar God heeft Hem uit de doden opgewekt; en Hij is gedurende vele dagen verschenen aan hen, die met Hem van Galilea naar Jeruzalem opgegaan waren, die [thans] getuigen van Hem zijn bij het volk. En wij verkondigen u, dat God de belofte, die aan de vaderen geschied is, aan ons, hun kinderen, vervuld heeft door Jezus op te wekken, gelijk in de tweede psalm geschreven staat: Mijn zoon zijt Gij; Ik heb U heden verwekt. En dat Hij Hem uit de doden heeft opgewekt, zonder dat Hij weer tot ontbinding zal wederkeren, heeft Hij aldus gezegd: Ik zal U het heilige van David geven, dat betrouwbaar is; en daarom zegt Hij ook in een andere psalm: Gij zult uw Heilige geen ontbinding doen zien. Want David is, na voor zijn geslacht de raad Gods gediend te hebben, ontslapen en bij zijn vaderen bijgezet, en hij heeft wèl ontbinding gezien; maar Hij, die God heeft opgewekt, heeft geen ontbinding gezien. Zo zij u dan bekend, mannen broeders, dat door Hem u vergeving van zonden verkondigd wordt; ook van alles, waarvan gij niet gerechtvaardigd kondt worden door de wet van Mozes, wordt ieder, die gelooft, gerechtvaardigd door Hem.
Het publiek bestaat uit Joden en ‘vereerders van God’, dat wil zeggen niet-Joden die de Joodse God vereren. Paulus getuigt tegen deze mensen dat God naar Zijn belofte de redder Jezus heeft doen komen. Deze Jezus is gedood en weer opgestaan. Iedereen die (in Hem) gelooft, krijgt vergeving van zonden en wordt in Hem gerechtvaardigd.
Het viel me op dat de toespraak van Paulus helemaal niet lang is, maar eerder kort en direct (al las ik ergens dat dit de langste toespraak is van Paulus die in Handelingen is opgetekend?). Ik heb het voor de lol even gemeten en als ik die toespraak zou houden, dan zou die niet veel langer dan 3 minuten duren. Zou Paulus zijn toespraak bewust zo kort hebben gehouden? Natuurlijk kan het zo zijn dat hier een soort samenvatting van de toespraak is weergegeven. Of misschien kreeg Paulus niet veel tijd om te spreken en moest hij wel kort zijn. Paulus spreekt bij andere gelegenheden soms namelijk wel langer. Bekend is natuurlijk het verhaal van Eutychus die in slaap valt en uit het raam valt, omdat Paulus zo lang spreekt (Hand 20:7ev). Behalve kort, is Paulus ook heel direct. Na een introductie in grote lijnen over de verkiezing en beloften van Israel, zegt Paulus direct dat God de Redder Jezus heeft doen komen. Zouden zijn toehoorders al eerder gehoord hebben van deze Jezus? Dit lijkt er wel een beetje op, maar dit weten we natuurlijk niet zeker. Paulus introduceert Jezus niet echt, maar noemt gebeurtenissen alsof deze bekend zijn. Hij noemt Jezus’ kruisiging bijvoorbeeld niet expliciet, maar spreekt wel over het afnemen van Jezus van het hout. Blijkbaar heeft zijn korte toespraak effect, want Paulus en Barnabas worden verzocht deze woorden de eerstvolgende keer weer te spreken.
Paulus’ argumentatie
In zijn toespraak gebruikt Paulus logische argumenten om zijn publiek te overtuigen. Ten eerste herinnert hij zijn publiek eraan dat God hen verkozen heeft en hen in het verleden leiders gegeven heeft. Uit het nageslacht van hun belangrijkste leider, koning David, heeft God nu de beloofde Redder gegeven. Vervolgens haalt Paulus Johannes de Doper aan om op het belang van Jezus te wijzen. Blijkbaar was Johannes de Doper zelfs hier, in Turkije, zo bekend en gerespecteerd dat Paulus hem als autoriteit kan opvoeren. Daarna betoogt Paulus dat er ooggetuigen van Jezus’ opstanding zijn en citeert hij uit de psalmen en profeten om zijn bewering over de opstanding kracht bij te zetten. Paulus probeert dus echt door argumentatie zijn toehoorders te overtuigen. Soms denken mensen misschien dat je als christen alles dat in de bijbel staat maar klakkeloos moet aannemen, zonder hier over te hoeven nadenken. Maar als christen mag je best intellectueel uitgedaagd worden. Geloof is gebaseerd op feiten en kan dus ook redelijk onderbouwd worden. Een christen kan zijn geloof bevragen, kan soms twijfelen of zich juist laten overtuigen. Geloven is niet een blind vertrouwen zonder basis of zelfs tegen bewijs in, zoals bijvoorbeeld Richard Dawkins het christelijk geloof definieert. Nee, geloof kan wel degelijk (gedeeltelijk) gebaseerd zijn op of bevestigd worden door redelijke argumenten.
De verkondiging van het kruis kan op dwaasheid lijken (I Kor 1:23), maar is dit niet voor de gelovige. Voor Jezus’ kruis en opstanding zijn redelijke argumenten te geven die kunnen overtuigen of niet, net als Paulus doet in zijn toespraak in Antiochië. Behalve dat geloof een christen als gave is gegeven (Ef 2:8), is het ook mogelijk om te geloven in bijvoorbeeld Jezus’ opstanding omdat deze gebeurtenis ondanks zijn bovennatuurlijke karakter toch aannemelijk is. De opstanding lijkt de beste verklaring voor het ontstaan en bestaan van het christendom. Als het lege graf een leugen was, dan wordt het heel moeilijk te verklaren hoe het christendom is ontstaan. Waarom zouden Jezus’ discipelen, inclusief Paulus, zich massaal tot het uiterste inspannen en zich zelfs dood laten martelen voor een leugen die ze zelf hebben verzonnen? Jezus’ dood en opstanding, hoe bizar deze voor ongelovigen misschien klinken, kunnen heel overtuigend zijn.
Ik las pas een boek van archeoloog Shimon Gibson getiteld ‘The final days of Jesus’. In dit boek probeert Gibson vanuit de archeologie te laten zien hoe de laatste week van Jezus op aarde er uit zou hebben kunnen gezien. Hij beschrijft wat we van Jeruzalem weten, waar Jezus veroordeeld, gekruisigd en begraven werd, maar ook hoe de Siloam en Bethesda vijver eruit zagen en wat hun functie was (zijn hypothese: het waren rituele reinigingsbaden, grote mikveh, voor de vele pelgrims die Jeruzalem bezochten). Ik dacht dat ik de visie van deze archeoloog op Jezus zelf wel begreep vanwege de titel van zijn boek alleen al: de laatste dagen van Jezus. In dit idee werd ik gesterkt door de manier waarop hij sommige gedeelten uit de evangeliën als niet authentiek of tegenstrijdig beschrijft. Daardoor was ik erg verrast door het einde van het boek, waarin hij schreef:
Various strange and outlandish theories have been put forward to try to explain away the empty tomb, but they are all based on nonsense……The reality is that there is no historical explanation for the empty tomb, other than if we adopt a theological one, i.e., the resurrection. (Shimon Gibson – The final days of Jesus)
Het lege graf, de ooggetuigen daarvan en van Jezus’ verschijningen waren sterke argumenten voor het evangelie en zijn dat nog steeds. Paulus gebruikt die argumenten dan ook. Daarnaast gebruikt Paulus citaten uit de psalmen en profeten als argumentatie. Waarom doet hij dit? De dood van de Messias, Gods beloofde Redder, aan het kruis was voor Joden een aanstoot (I Kor 1:23). Ze hadden niet op Zijn dood gerekend, al was het in overeenstemming met ‘wat van Hem geschreven stond’ (Hand 13:29). Maar ook Zijn opstanding lijkt onverwacht. Vandaar dat Paulus moeite doet om dit vanuit de heilige Schrift aannemelijk te maken, net als Petrus dit doet in zijn toespraak tot de Joden in Hand 2. Paulus citeert onder andere uit Psalm 2, waar de Messias voorgesteld wordt als Gods Zoon en Koning van alle volken, en uit Jesaja 55, waar Hij een getuige, vorst en gebieder voor de volken (zo vertaald in de Septuagint) wordt genoemd. Zou Paulus deze citaten mede hebben gebruikt omdat Jezus ook de Redder van de volken is en omdat :Paulus zich met het evangelie tot de volken zou gaan richten (zie Hand 13: 46-47)? Het laatste citaat, een waarschuwing uit Habakuk 1:5, dat hij aan het eind van zijn toespraak aanhaalt, lijkt ook in die richting te wijzen.
Nadat hij zijn Joodse en Godvererende toehoorders heeft proberen te overtuigen aangaande Jezus, vertelt Paulus de reden van dit alles:
Zo zij u dan bekend, mannen broeders, dat door Hem u vergeving van zonden verkondigd wordt; ook van alles, waarvan gij niet gerechtvaardigd kon worden door de wet van Mozes, wordt ieder, die gelooft, gerechtvaardigd door Hem. (Hand 13:38,39)
Net als Jezus zelf (Joh 3:16), net als Petrus en de andere apostelen (bv Hand 10:43), verkondigt Paulus dat Gods redding niet afhangt van onze eigen werken of de wet, maar gebaseerd is op geloof. Deze tekst is verder opmerkelijk omdat Paulus hierin zowel van ‘vergeving van zonden’, als van ‘rechtvaardiging’ spreekt. Dit zijn verschillende begrippen. Vergeving is het niet toerekenen van schuld (vergeven is letterlijk zoiets als loslaten, bevrijden), terwijl bij rechtvaardiging helemaal geen sprake meer is van schuld. Ondanks deze verschillen, zet Paulus beide begrippen niet tegenover elkaar, maar juist naast elkaar alsof ze bij elkaar horen of elkaar aanvullen. Paulus werd door Jezus gezonden om mensen de ‘ogen te openen ter bekering uit de duisternis tot het licht en van de macht van de satan tot God, opdat zij vergeving van zonden en een erfdeel onder de geheiligden zouden ontvangen door het geloof in’ Hem (Hand 26:18). Dit stemt overeen met de woorden die Paulus zelf veel later schrijft aan de broeders te Kolosse, dat God ons ‘toebereid heeft voor het erfdeel der heiligen in het licht’ en ons ‘heeft verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden’ (Kol 1:12-14).
Paulus richt zich tot de volken
Paulus’ toespraak had in eerste instantie effect, want hij wordt uitgenodigd om nog eens te spreken. Als de Joden echter zien hoeveel belangstelling er voor Paulus boodschap is, ook (waarschijnlijk) van de kant van niet-Joden, worden zij jaloers. Ze weerspreken Paulus, waardoor hij aankondigt dat hij zich met het woord van God tot de volken zal richten. Dit is precies wat hij daarna ook gaat doen, in Hand 14. Tijdens deze eerste zendingsreis vindt de grote ommekeer plaats, dat het evangelie ook aan ‘echte’ heidenen, dat wil zeggen mensen die God niet kenden, wordt gepredikt. Eerder tijdens zijn reis had Paulus al de ongelovige Jood Barjezus ontmoet, door wiens ongeloof de heidense proconsul Sergius Paulus tot geloof kwam (Hand 13:4-12). Op vergelijkbare wijze komt door het ongeloof van (een deel van) Israel, de redding tot heidense volken (Rom 11:11). Barjezus wordt voor een tijd lang blind, net als (een deel van) Israel voor een tijd blind wordt (Rom 11:25). Dit is ook precies wat er gebeurt na Paulus’ toespraak in Antiochië. In eerste instantie lijkt het erop dat zijn Joodse toehoorders open staan voor Paulus’ boodschap. Paulus krijgt de gelegenheid iets te spreken in de synagoge en wordt de week erop weer uitgenodigd. Misschien was het gebruikelijk dat een vreemdeling iets mocht spreken in die dagen, maar het contrasteert behoorlijk met de tegenwoordige gang van zaken in onze kerken en gemeenten. Ik vraag me af of wij op eenzelfde manier open zouden staan voor een vreemdeling die een woord ter bemoediging wil spreken. Zouden wij Paulus ook dezelfde gelegenheid hebben gegeven? En gelet op de reactie van de Joden op de grote belangstelling voor Paulus’ woorden, hoe kijken wij aan tegen andere groeperingen die van ons verschillen, maar waar het evangelie op veel belangstelling kan rekenen? Aan het eind van zijn toespraak waarschuwt Paulus dat zijn toehoorders het werk van God niet in ongeloof moeten verachten. Toch is dit precies wat er gebeurt.
Na Antiochië, trekken Paulus en Barnabas eerst verder naar Ikonium, waar zij ‘zo spraken’ dat vele Joden en Grieken tot geloof komen. In deze stad lijkt zich hetzelfde patroon te herhalen dat de Joden die niet overtuigd zijn, de anderen mensen tegen Paulus en Barnabas ophitsen. Toch blijven Paulus en Barnabas vrijmoedig spreken en laten ze zien dat het evangelie niet alleen met woorden overtuigt, maar ook in kracht van de heilige Geest, want de Heer deed ‘tekenen en wonderen door hun handen’. Deze andere manier van overtuigen, niet met woorden maar met daden, komt sterk tot uitdrukking in een van de volgende steden die ze aandoen, Lystra. Hierover hoop ik mijn volgende blog te schrijven
lol
leuk verhaal, vooral spannend!