Bij het lezen van het begin van het Johannes evangelie in de NBV-vertaling viel me het verrassende verschil met de NBG-vertaling op. De NBV vertaalt Joh 1:18 als volgt:
Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft hem doen kennen.
Ik was gewend aan de NBG vertaling die dit vers als volgt weergeeft:
Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen.
Het verschil spreekt voor zich. In de ene vertaling wordt Jezus geïdentificeerd met God zelf, in de andere vertaling niet of in elk geval minder direct.
Ik vroeg me af hoe dit verschil in vertaling tot stand kwam. De Telos-vertaling, die vanwege de voetnoten vaak een handig eerste hulpmiddel is in dit soort gevallen, geeft het vers als volgt weer:
Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon die in de schoot van de Vader is, die heeft [Hem] verklaard.
In de voetnoot staat bij dit vers dat in plaats van Zoon, sommige Griekse handschriften God hebben staan. Verder staat in de voetnoot dat sommige vertalers het vers als volgt vertalen:
de eniggeborene, God, die in de schoot van de Vader is,..
Een intrigerend vertaalprobleem
Joh 1:18 is een belangrijk vers, want hierin lezen we dat Jezus ons de onzichtbare God doet kennen. Achter het tweede deel van dit vers zit een heel intrigerend vertaalprobleem (vind ik), dat het verschil in NBV en NBG vertaling verklaart. Ten eerste geven verschillende oude Griekse manuscripten dit vers verschillend weer. Ten tweede kunnen sommige van de Griekse woorden op verschillende manieren opgevat en vertaald worden.
De Textus Receptus, de samengestelde Griekse tekst waarop onder andere de Statenvertaling is gebaseerd, geeft het tweede deel van Joh 1:18 in het Grieks als volgt weer:
In deze Griekse tekst wordt het woord uios (zoon) gebruikt. Echter, andere oude(re) en betrouwbare Griekse manuscripten geven hier in plaats van uios het woord theos (God) weer. Deze manuscripten zijn onder andere de codex Sinaiticus en Vaticanus en de (oudere) papyri p66 and p75. Dit zijn dus niet de minste geringste. Ook een vroege kerkvader als Origenes schrijft over de eniggeboren God als hij Joh 1:18 aanhaalt (Commentary on John II, 29). Het is dus heel goed mogelijk dat Johannes de eniggeboren God schreef en niet de eniggeboren Zoon. De moeilijkheid is echter dat de vroege kerkvader Irenaeus, als hij deze tekst aanhaalt, spreekt over de eniggeboren zoon (Against heresies IV, 20, 6). Even later spreekt hij weer over de eniggeboren God (Against Heresies IV, 20, 11). Blijkbaar (?) waren al heel vroeg in het Christendom beide versies in omloop. Hetzelfde vinden we bij Clemens, weer een andere vroege kerkvader. Hij schrijft in hetzelfde geschrift, als hij naar deze tekst verwijst, de ene keer Zoon en de andere keer God (Stromata I, 26 en V, 12, respectievelijk). Er blijft dus onduidelijkheid bestaan.
Nog een moeilijkheid is of in dit vers wel eniggeboren moet worden vertaald. Het woord voor eniggeboren is monogenès. Het komt negen keer voor in de bijbel, steeds in de betekenis van enig kind (Lukas 7:12; 8:42; 9:38; Johannes 1:14,18; 3:16, 18; Hebreeën 11:17 en I Johannes 4:9). Sommigen hebben daarom gesuggereerd dat het idee van een eniggeboren kind in dit woord besloten ligt. In het Engels wordt dit nog sterker uitgedrukt door de term only-begotten (enig-verwekte). Je kunt monogenès dan ook afleiden van de Griekse woorden mono (alleen, enig) en gennao (verwekken). Je kunt monogenés echter ook afleiden van mono en ginomai (worden). In dit laatste geval kan het ook vertaald worden met enig-zijnde, oftewel enige/unieke (zo vertaalt de NBG het bijvoorbeeld in Lukas 7:12). De tekst kan dus ook betekenen de enige (unieke) God/Zoon.
Dat is nog niet alles. Het woord monogenès kan namelijk zowel een bijvoeglijk als een zelfstandig naamwoord zijn. In Johannes 3:16 (zijn eniggeboren zoon) is het bijvoorbeeld als bijvoeglijk naamwoord gebruikt, maar in Johannes 1:14 (de Eniggeborene des Vaders) wordt het als zelfstandig naamwoord gebruikt. In vers 18 kan het dus als bijvoeglijk naamwoord worden opgevat, in de zin van …de enige(geboren) God/Zoon die… of als zelfstandig naamwoord, in de zin van …de Enige(geborene), (namelijk) God/Zoon, die…
Concluderend kun je zien dat dit vers op verschillende manieren vertaald kan worden en dat het niet gemakkelijk is uit te maken wat de juiste vertaling moet zijn. Dit is terug te zien aan de verschillende vertalingen die er van dit vers bestaan, zowel in het Nederlands als in andere talen. Het verschil in vertaling tussen de NBV en NBG is mij nu duidelijk. Vertalen is keuzes maken. Wie dacht dat er zoiets als objectief vertalen bestaat, komt bij deze tekst bedrogen uit.
Maakt dit nu allemaal uit? Ja en nee. Ja, omdat dit vers het nadenken over God, de Vader en de Zoon, beïnvloedt. Nee, omdat de bedoeling van het vers zelf niet wezenlijk verandert. God blijft onzichtbaar. Jezus heeft Hem doen kennen.
PS 1) In het geval sommige van mijn unitaristische broeders deze blog als startsein voor een niet opbouwende discussie zien… deze zijn elders op internet al te vinden 🙂
PS 2) Mocht je over dit onderwerp op internet willen lezen, let erop dat de bewijsvoering rond de vertaling van Joh 1:18 vaak afhankelijk is van de uni- of trinitaristische visie van de schrijver 🙁
Beste Hannes,
Deze studie nodigt inderdaad uit tot nadenken.
Vraag welke over blijft is: Was Jezus de Zoon van God, of openbaarde de Zoon van God zich dóór Jezus?
In het ene geval was Hij niet een mens als ons, en in het andere wél!
Een wereld van verschil zou ik zo zeggen.
Hoi Jelmer
bedankt voor je reactie, al moet ik bekennen dat jouw vraag niet degene is die bij mij na dit stuk is blijven hangen.
gr
Hannes