Gij ziet, dat een mens gerechtvaardigd wordt uit werken en niet slechts uit geloof (Jak 2:24)
Paulus schrijft:
Hem echter, die niet werkt, maar zijn geloof vestigt op Hem, die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot gerechtigheid (Rom 4:5)
Spreken zij elkaar tegen? Ik denk het niet. In deze blog wil ik hier op ingaan.
Jakobus’ werken
Jakobus begint over geloof en werken met een voorbeeld (Jak 2:15 en 16):
Stel, dat een broeder of zuster gebrek heeft aan kleding en aan dagelijks voedsel, en iemand uwer zegt tot hen: Gaat heen in vrede, houdt u warm en eet goed, zonder hen echter van het nodige voor het lichaam te voorzien, wat baat dit? Zo is het ook met het geloof: indien het niet met werken gepaard gaat, is het, op zichzelf genomen, dood.
Met dit voorbeeld laat Jakobus zien dat geloof niet louter uit woorden bestaat of zou moeten bestaan. Geloof is niet slechts een gedachte, maar meer dan dat. Dan zegt hij in vers 19:
Gij gelooft, dat God één is? Daaraan doet gij wèl, (maar) dat geloven de boze geesten ook en zij sidderen.
Dit is nog een voorbeeld om te laten zien dat het bij geloof om meer gaat dan een gedachte. Geloof is meer dan het bestaan (of één zijn) van God voor waar aan te nemen, want dat doen boze geesten ook. Jakobus zegt als het ware: je kunt niet geloven zonder dat dit zichtbaar wordt in je leven (vergelijk vers 17 en 18).
Dan, vanaf vers 20, gaat Jakobus aantonen dat geloof zonder werken niets uitwerkt (letterlijk: dood is):
Wilt gij weten, gij dwaze mens, dat het geloof zonder de werken niets uitwerkt? Is onze vader Abraham niet uit werken gerechtvaardigd, toen hij zijn zoon Isaak op het altaar legde? Daaruit kunt gij zien, dat zijn geloof samenwerkte met zijn werken, en dat dit geloof pas volkomen werd uit de werken; en het schriftwoord werd vervuld, dat zegt: Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend, en hij werd een vriend van God genoemd. Gij ziet, dat een mens gerechtvaardigd wordt uit werken en niet slechts uit geloof. En is niet evenzo Rachab, de hoer, uit werken gerechtvaardigd, toen zij de boodschappers in huis nam en langs een andere weg liet heengaan? Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood.
Eerst gebruikt Jakobus Abraham als voorbeeld. Uit dit voorbeeld concludeert hij dat geloof moet samenwerken met werken en door de werken volkomen wordt. Dit voorbeeld staat in Gen 22, waar staat geschreven dat God Abraham op de proef stelde. Jakobus schrijft dat door deze test het Schriftwoord uit Gen 15 in vervulling gaat dat zegt dat Abraham God geloofde en het hem tot gerechtigheid werd gerekend. Vervolgens gebruikt Jakobus Rachab als voorbeeld. Dan vergelijkt Jakobus het geloof zonder werken als een lichaam zonder geest.
De twee voorbeelden die Jakobus gebruikt, Abraham en Rachab, laten zien wat voor soort werken Jakobus op het oog heeft. Jakobus doelt niet op werken der wet, want zowel Abraham als Rachab kenden de wet niet. Jakobus doelt ook niet op werken die uit zichzelf zo verdienstelijk zijn dat ze gerechtigheid voortbrengen als een soort verplichting of loon (vgl Rom 4:4). Het zijn, op zichzelf beschouwt, namelijk best vreemde voorbeelden die Jakobus gebruikt. Abraham is van plan zijn zoon te doden en Rachab verraadt haar eigen volk. Dat zijn nou niet bepaald goede werken die uit zichzelf gerechtigheid voortbrengen (tegenwoordig zou je ervoor in de gevangenis belanden). De reden dat ze dat wel doen is omdat het werken zijn die voortkomen uit het geloof en vertrouwen in God dat Abraham en Rachab hadden. Jakobus doelt op werken die samengaan met geloof. Zonder geloof hadden Abraham en Rachab die werken niet gedaan, maar zonder die werken had hun geloof geen echt geloof geweest (=dood). De werken tonen dus het geloof en (alleen) in die zin worden Abraham en Rachab uit werken gerechtvaardigd.
Paulus’ werken
Is dit in tegenspraak met Paulus? Ik denk het niet. Steeds als Paulus in de Romeinenbrief of de Galatenbrief over werken schrijft (die geen rechtvaardiging voortbrengen) dan heeft hij het niet over het soort werken dat van geloof uitgaat. Paulus schrijft over werken der wet (Rom 3:20; 3:27; Gal 2:16; 3:2, 5, 10) en/of over werken die niet met geloof gepaard gaan maar juist tegenover geloof staan. Dit kun je bijvoorbeeld zien in Rom 9:31, waar Paulus schrijft dat Israel niet aan de wet is toegekomen omdat het hierbij niet uitging van geloof, maar van vermeende werken. Werken staat bij Paulus tegenover geloof. Paulus heeft het niet over werken die gebaseerd zijn op geloof, als hij zegt dat uit werken niemand rechtvaardig wordt.
In Rom 4 schrijft Paulus ook over werken die niet met geloof gepaard gaan maar met het houden van de wet en de besnijdenis. Het punt dat Paulus in Rom 4 (en 3) maakt, is dat zowel Joden als heidenen door geloof gerechtvaardigd worden, zonder dat daarvoor (werken der) wet of besnijdenis nodig zijn. Hij gebruikt Abraham als voorbeeld, wiens geloof al voordat de wet of besnijdenis er kwam tot gerechtigheid werd gerekend. Vanaf 3:20 schrijft hij:
….daarom, dat uit werken der wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd zal worden..
…. en wel gerechtigheid Gods door het geloof in (of: van) Jezus Christus, voor (en op) allen, die geloven; want er is geen onderscheid. Want allen .. worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade…
…waar blijft het roemen dan? Het is uitgesloten. Door welke wet? Der werken? Neen, maar door de wet van geloof. Want wij zijn van oordeel, dat de mens door geloof gerechtvaardigd wordt, zonder werken der wet…
… er namelijk één God is, die de besnedenen rechtvaardigen zal uit het geloof en de onbesnedenen door het geloof...
… indien Abraham uit werken gerechtvaardigd is, dan heeft hij roem…
.. nu wordt hem die werkt, het loon niet toegerekend uit genade, maar krachtens verplichting..
….Hoe werd het hem (Abraham) dan toegerekend? Was hij toen besneden of onbesneden? Niet besneden, maar onbesneden…
…. Zo kon hij een vader zijn van alle onbesneden gelovigen, opdat hun [de] gerechtigheid zou worden toegerekend, en een vader van de besnedenen, voor hen namelijk, die niet alleen uit de besnijdenis zijn, maar die ook treden in het voetspoor van het geloof, dat onze vader Abraham in zijn onbesneden staat bezat. Want niet door de wet had Abraham of zijn nageslacht de belofte, dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door gerechtigheid des geloofs. Want indien zij, die het van de wet verwachten, erfgenamen zijn, dan is het geloof zonder inhoud en de belofte zonder gevolg…
Ik concludeer uit deze tekst onder andere:
– uit werken der wet wordt geen mens (Jood of Griek) rechtvaardig voor God
– er is geen onderscheid tussen Jood en Griek, beide worden op dezelfde manier, om niet, gerechtvaardigd uit genade, door/uit geloof
– Paulus bedoelt het houden van de wet als hij (hier) over werken schrijft
– Paulus doelt op werken die een eigen gerechtigheid, als verdienste, voortbrengen en die niet van geloof uitgaan
– Een mens hoeft niet besneden te zijn, of onder de wet, om gerechtvaardigd te worden
– Paulus bedoelt een ander soort werken dan Jakobus
Nogmaals, Rom 4 staat in de context van het houden van de wet en Abraham werd gerechtvaardig voordat die wet er was. Paulus schrijft hier dat het zowel voor besnedenen als onbesnedenen om geloof, en niet om de wet, draait.
Hoe is Abraham gerechtvaardigd?
Het feit dat zowel Jakobus als Paulus Abraham als voorbeeld gebruiken laat zien dat zij het over een ander soort werken hebben. Er is maar één tekst in Genesis waar staat dat Abrahams geloof tot rechtvaardigheid werd gerekend. Als Paulus en Jakobus het over dezelfde soort werken zouden hebben, dan zou Abraham of op twee manieren gerechtvaardigd zijn of dan zou de schrift (Paulus en Jakobus) zichzelf tegenspreken. Abraham is maar op één manier gerechtvaardigd, door geloof. Paulus en Jakobus benadrukken allebei een ander aspect van die rechtvaardiging. Paulus wil benadrukken dat het zonder wet en besnijdenis was. Jakobus wil benadrukken dat Abrahams werken zijn geloof lieten zien. Als Abraham door geloof, zonder eigen werken der wet of besnijdenis (zoals Paulus bedoelt) gerechtvaardigd is, maar wel door geloof dat zichtbaar wordt in zijn handelen (zoals Jakobus bedoelt), dan spreekt de schrift zichzelf niet tegen.
Geloof bij Paulus
Ik denk dat Paulus net als Jakobus wel degelijk bedoelt dat geloof zichtbaar moet zijn in ons leven. Paulus zegt bijvoorbeeld in het begin van de Romeinenbrief dat hij het apostelschap ontvangen heeft om gehoorzaamheid des geloofs te bewerken voor Zijn naam onder al de heidenen (Rom 1:5, zie ook Rom 6:16; 15:18). Verder zegt hij bijvoorbeeld van een weduwe die niet goed voor haar huisgenoten zorgt (werkt?) dat zij haar geloof verloochent en erger is dan een ongelovige (I Tim 5:8). En bijvoorbeeld in het bekende I Kor 13(:2) schrijft Paulus dat de mens met geloof maar zonder liefde niets is. Dit komt allemaal overeen met wat Paulus schrijft aan de Galaten:
Gij zijt los van Christus, als gij door de wet gerechtigheid verwacht; buiten de genade staat gij. Wij immers verwachten door de Geest uit het geloof de gerechtigheid, waarop wij hopen. Want in Christus Jezus vermag noch besnijdenis iets, noch onbesneden zijn, maar geloof, door liefde werkende (Gal 5:6).
Is geloof een verdienste?
Ik denk niet dat Jakobus bedoelt dat geloof en/of de daarmee gepaard gaande werken zo verdienstelijk is dat een mens zijn eigen rechtvaardiging bewerkstelligt. In Jak 3:2 zegt hij ‘wij struikelen allen in velerlei opzicht’. Jakobus verwacht niet dat wij feilloos zijn.
In Rom 11:5/6 schrijft Paulus:
Zo is er dan ook in de tegenwoordige tijd een overblijfsel gelaten naar de verkiezing der genade. Indien het nu door genade is, dan is het niet meer uit werken; anders is de genade geen genade meer.
Paulus zegt dus zelf dat het gelovig overblijfsel van Israel in zijn tijd (dat is dus inclusief Jakobus en zijn lezers) was verkozen uit genade en niet uit werken. Hetzelfde schrijft Paulus ook op andere plaatsen: uit werken der wet zal geen mens gerechtvaardigd worden (Rom 3:20, 28; Gal 2:15-16; 3:11; 4:4-5), dus ook Jakobus niet.
Amen
En ook wat mij betreft: Amen!