Een onmogelijke keus en de ontboezemingen van een dertienjarig schoolmeisje

birkenauVorige week bezocht ik in Parijs het ‘Musee l’Armee’, waar een kleine expositie was gewijd aan de deportatie van Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. De beroemde foto hierboven hing groot afgedrukt aan de muur en is me bijgebleven. Hij toont een moeder met haar kinderen die, waarschijnlijk zonder het te beseffen, op weg zijn naar de gaskamers van Birkenau. De afgelopen weken ben ik vaak bezig geweest met het afschuwelijke lot van Joodse kinderen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ik beluisterde een indrukwekkende 4-delige radiodocumentaire van het programma OVT over de ‘onderduik’ van Joodse kinderen in Nederland (een aanrader) en ik heb eindelijk eens ‘Het Achterhuis’ van Anne Frank gelezen. De onderduik

Eigenlijk had ik me nooit goed gerealiseerd met wat voor enorm dilemma Joodse ouders in het begin van de Tweede Wereldoorlog werden geconfronteerd. Nadat de Duitsers Nederland hadden bezet, kwamen er steeds meer anti-Joodse maatregelen. Dit had allereerst tot gevolg dat de openbare bewegingsvrijheid van Joden drastisch werd beperkt. Nadat alle Joden zich hadden moeten laten registreren, kwam het zover dat Joden thuis een oproep kregen om zich vrijwillig te melden voor deportatie, om te gaan werken in Duitsland. Ook veel kinderen en tieners kregen deze oproep, waaronder Margot Frank, de zus van Anne. Wat als je kind deze oproep kreeg? Wat moest je als ouder dan doen? Moest je kind zich vrijwillig melden om een onzekere toekomst tegemoet te gaan? Het was onduidelijk en onzeker of de werkkampen waarover werd gesproken wel echt bestonden. Er gingen geruchten, die niet iedereen geloofde, dat Joden in het oosten onder erbarmelijke omstandigheden leefden of massaal vermoord werden. Moest je je kind alleen laten gaan? Als de reden voor deportatie werkelijk alleen om te werken was, dan was dit misschien wel het beste. Niet melden betekende namelijk dat je kind volkomen afhankelijkheid werd van anderen, omdat hij/zij moest onderduiken. Het risico op ontdekking of verraad was groot en betekende misschien wel de dood. Kende je eigenlijk wel mensen bij wie of via wie je kind kon onderduiken? Had je genoeg geld, want onderduiken was erg duur? Misschien was het beter met je hele gezin onder te duiken, om bij elkaar te blijven? Of moest je gezin zich opsplitsen en was het beter of zelfs noodzaak dat je kind(eren) alleen onderdook? Dat laatste betekende dat je je kind moest toevertrouwen aan een vreemde die hem/haar meenam, terwijl je niet wist waarheen en voor hoe lang. In de radiodocumentaire wordt verteld over de toenmalige dappere studenten die Joodse kinderen uit Amsterdam naar een onderduikadres smokkelden. Zij begrepen soms niet waarom Joodse ouders aarzelden om hun kind mee te geven, want ze deden dit toch zeker om het kind te redden. Pas toen ze zelf na de oorlog kinderen kregen, begrepen ze de onmogelijke keus die de Joodse ouders moesten maken. Een man vertelt dat hij als 6-jarig jongetje uit Amsterdam in Limburg terecht kwam. Zijn ouders hadden hem aan een vreemde meegegeven, maar hij kan zich dit niet meer herinneren. Zijn ouders heeft hij nooit meer gezien.

De onmogelijke keus van Joodse ouders kwam door de persoonlijke verhalen akelig dichtbij. Pas nu ik zelf een gezin heb, kan ik me enigszins voorstellen hoe afschuwelijk moeilijk dit moet zijn geweest. Eigenlijk had ik altijd van een andere kant naar de deportaties en het onderduiken gekeken. Meer vanuit de helden dan vanuit de slachtoffers. Ik heb wel vaak nagedacht over de vraag of en waarom men Joden bij zich liet onderduiken, maar ik stond eigenlijk nooit zo erg stil bij het dilemma van de Joden zelf.  

De ontboezemingen van een dertienjarig schoolmeisje

Het dagboek van Anne Frank wilde ik altijd al lezen en dat heb ik nu eindelijk gedaan. Het heeft me erg ontroerd. Op de achterkant van mijn druk is als aanbeveling te lezen:

Eén enkele Anne Frank ontroert ons meer dan de ontelbaren die net zo leden als zij, maar wier beeld in de schaduw is gebleven. Misschien moet dat ook zo zijn: als we het leed van alle mensen moesten en konden meelijden, zouden we niet kunnen leven (Primo Levi).

Dit is zo waar. Ik heb al veel gelezen over het onmenselijke leed dat mensen elkaar aandoen in oorlogstijd en dat de Joden is aangedaan in nazi-Duitsland, maar het zijn de persoonlijke verhalen die het hardst aankomen. Natuurlijk kende ik het verhaal van de familie Frank wel, maar het lezen van het dagboek zelf was toch heel anders dan alle documentaires en films bij elkaar (zoals een boek altijd beter is dan de film). In het dagboek beschrijft een jong meisje (Anne werd maar 15 jaar) haar leven als onderduikster in het Achterhuis. Ze beschrijft niet alleen de dagelijkse gebeurtenissen en gesprekken, maar ook de ruzies en irritaties. Daarnaast schrijft ze op een intieme, open en kritische manier over zichzelf, over haar vervreemding van haar moeder, over haar relatie met haar vader en zus, over haar ontluikende liefde voor Peter, over haar angsten, over haar dromen en verwachtingen, over haar seksualiteit en over haar geloof in God. Je merkt hoe ze in de loop van de twee jaar dat ze in het Achterhuis woont, verandert van een schoolmeisje in een (bijna) jonge vrouw met verfijnde en diepzinnige gedachten die indruk op de lezer maken. Je leert dit meisje vol levenslust, ideeën en verwachtingen een beetje kennen. Dit maakt het hartverscheurend tegelijk te beseffen welk treurig en onverdiend lot haar wacht. Hoe verschrikkelijk dat dit mooie leven zo moest eindigen.

De wetenschap van haar ellendige dood en het daaropvolgende wereldwijde succes van haar dagboek, maakt sommige passages erg indrukwekkend. Zo schreef ze onder andere:

Het is voor iemand als ik een heel eigenaardige gewaarwording om in een dagboek te schrijven. Niet alleen dat ik nog nooit geschreven heb, maar het komt me zo voor, dat later ik, noch iemand anders, in de ontboezemingen van een dertienjarig schoolmeisje belang zal stellen. (20 juni 1942)

O ja, ik wil niet zoals de meeste mensen voor niets geleefd hebben. Ik wil van nut of plezier zijn voor de mensen, die om mij heen leven en die mij toch niet kennen, ik wil nog voortleven, ook na mijn dood! (5 april 1944)

Ze schreef dat ze later graag schrijfster of journaliste wil worden.

Stel je eens voor hoe interessant het zou zijn als ik een roman van het Achterhuis uit zou uitgeven. (29 maart 1944).

Je weet allang dat m’n liefste wens is dat ik eenmaal journaliste en later een beroemde schrijfster zal worden. Of ik deze grootheids(waanzin!)neigingen ooit tot uitvoering zal kunnen brengen, dat zal nog moeten blijken, maar onderwerpen heb ik tot nu toe nog wel. Na de oorlog wil ik in ieder geval een boek getiteld Het Achterhuis uitgeven, of dat lukt blijft ook nog de vraag, maar m’n dagboek zal daarvoor kunnen dienen. (11 mei 1944)

Anne schreef vaak over de tijd na de oorlog. Dat heeft ze nooit meegemaakt. Gescheiden van haar vader en moeder, overleed ze enkele dagen nadat haar zus al was overleden aan tyfus. In haar dagboek beschrijft ze haar eenzaamheid te midden van haar familie en andere onderduikers in het Achterhuis. Hoe alleen was ze toen ze stierf?

Na het luisteren van de radiodocumentaire en het lezen van Anne’s dagboek  blijf ik verdrietig met die universele vragen zitten. Hoe is het mogelijk? Hoe hebben wij mensen dit kunnen doen? Hoe heeft God dit…? Al die onschuldige kinderen? Als je in het donker door het Children’s Memorial in Yad Vashem, in Jeruzalem, loopt, dan hoor je hun namen één voor één opnoemen. Alle anderhalf miljoen.

Eén gedachte op “Een onmogelijke keus en de ontboezemingen van een dertienjarig schoolmeisje

  1. Makkie

    Ja inderdaad, een foto die op je netvlies blijft staan. Tjonge, het doet me veel…. en dat op de redelijk vroege ochtend. Ik besef denk ik nog niet genoeg dat het zijn zo’n grote gift is. Dat zou ik nog meer moeten uitbuiten.
    Hartelijks

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *