Het boek vertelt het levensverhaal van Hans Sievez, een bloemenkweker, die sterk onder invloed komt van een fundamentalistisch soort christendom. Dit christendom van rondreizende predikers zet zich af tegen de kerk als instituut en de niet-gelovige (=niet uitverkoren) medemens. Dit gaat zelfs zover dat Hans op zijn sterfbed afstand neemt van vrouw en kinderen, om maar niet op het moment dat hij zijn laatste adem uitblaast afgeleid te worden en voor eeuwig verloren te gaan. Het hele verhaal is juist tragisch omdat Hans Sievez zich in zijn jeugd afkeerde van zijn vader, die eenzelfde soort sektarisch christendom aanhing.
Het boek heeft veel indruk gemaakt, maar ik weet niet goed waarom. Het boek is autobiografisch, dat wil zeggen dat schrijver Jan Siebelink het verhaal vertelt van zijn eigen vader (toch nonfictie!). Het idee dat het soort christelijk fundamentalisme (een beter woord weet ik niet) zoals beschreven in het boek bestaat en dat mensen hierin meegesleept worden, vind ik ongelofelijk. Hans is zo met zijn geloof bezig, dat hem geen zekerheid verschaft, dat hij alleen met zichzelf en de eeuwigheid bezig is en geen oog heeft voor zijn medemens en het tijdelijke. Toch heb je als lezer sympathie voor hem, al wordt hij gaandeweg het verhaal steeds meer een eikel. Ach, we hebben allemaal wat.