Vorige week meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek dat de levensverwachting van pasgeboren kinderen in Nederland weer is toegenomen. Voor mannen is deze nu 78,8 en voor vrouwen 82,7 jaar. Vijftig jaar geleden was dit voor beide groepen zo’n acht tot tien jaar korter. Toen ik dit las, moest ik eraan denken dat ongeveer twee maanden geleden in diverse nieuwsmedia te lezen was dat volgens professor Aubrey de Grey de eerste mens die 1000 jaar oud wordt nu al onder ons is. Een aantal maanden eerder werd dit ook al bericht, maar toen was het nog maar de eerste mens die 150 gaat worden. Ik heb, mede uit eigen ervaring, geen hoge dunk van de juiste weergave van wetenschappelijk informatie in nieuwsmedia. In dit geval twijfelde ik ook sterk aan de wetenschappelijke waarde van de claim dat wij (of ‘de wetenschap’) al binnen 20 jaar veroudering zouden hebben opgelost. Eigenlijk weten we niet eens goed wat veroudering eigenlijk is, of beter gezegd, wat veroudering veroorzaakt.
Meestal wordt aangenomen dat veroudering het resultaat is van de willekeurige ophoping van allerlei soorten schade aan de moleculen (DNA en eiwitten) die samen onze cellen en dus ons lichaam vormen. Hier zijn sterke wetenschappelijke aanwijzingen voor. Deze ophopende schade zorgt ervoor dat cellen niet meer goed functioneren en/of doodgaan. Uiteindelijk leidt dit tot achteruitgang van de functie van een weefsel of orgaan en het organisme als geheel.
Veroudering is helemaal niet zo normaal als het misschien wel lijkt. Veel dieren in de natuur sterven helemaal niet aan veroudering, maar door andere oorzaken zoals ziekten of doordat ze de maaltijd van een ander dier vormen. Daarnaast lijken sommige organismen helemaal niet te verouderen en kan veroudering enorm verschillen tussen organismen onderling. Veroudering verschilt ook per cel- en per weefseltype in een organisme. Ons lichaam als geheel veroudert en de meeste van onze cellen ‘verouderen’ doordat ze zich maar enkele tientallen malen kunnen delen. Onze geslachtscellen, echter, kunnen oneindig doordelen om zo uiteindelijk al ons nageslacht te vormen. In die zin verouderen deze cellen dus niet. Wetenschappelijk verouderingsonderzoek is er daarom onder andere op gericht om te begrijpen wat de verschillen in veroudering tussen organismen verklaart en waarom bijvoorbeeld geslachtcellen niet verouderen.
Door de toenemende vergrijzing in de westerse wereld, vindt er steeds meer wetenschappelijk onderzoek aan veroudering plaats. Verouderingsonderzoek is er in eerste plaats op gericht om gezonder ouder te worden, niet op het ouder worden zelf. Immers, wat heb je eraan om ouder te worden als je ziek of invalide bent? Dit is belangrijk om te beseffen, omdat dit het stereotiepe beeld tegenspreekt van de gestoorde wetenschapper die koste wat kost de sleutel tot het eeuwig leven wil ontdekken. Toch is het wel interessant om na te denken over de vraag of het mogelijk is om ouder te worden. Dat doen wetenschappers dan ook.
Het idee dat wij met behulp van de wetenschap ouder kunnen worden dan nu, is niet eens zo gek. In de eerste plaats worden wij natuurlijk al ouder dan vroeger en dit is voor een groot deel te danken aan betere voeding, arbeidsomstandigheden, hygiëne en medicatie. Maar daarnaast kan de snelheid van veroudering van organismen in de natuur worden aangepast aan en door omstandigheden. Het is bekend dat veroudering enorm kan verschillen tussen verschillende soorten verwante organismen. Gefokte kippen, bijvoorbeeld, leven maar enkele jaren (als ze niet in de pan verdwijnen), terwijl papegaaien in staat zijn hun eigenaar te overleven doordat ze ouder dan 50 jaar kunnen worden. Veroudering binnen een soort kan ook worden beïnvloed door omgevingsfactoren. De leeftijd van de Afrikaanse vlinder Bicyclus anynana wordt bijvoorbeeld bepaald door het seizoen waarin de rups opgroeit. Is dit in het natte seizoen, dan zal de vlinder zich snel voortplanten en jong sterven. Is dit in het droge seizoen, dan zal de vlinder maanden langer leven zodat hij zich in het natte seizoen (als er veel eten is) kan voortplanten. De snelheid van veroudering is dus regelbaar door omstandigheden. Dit blijkt ook uit andere voorbeelden in de biologie. De levensduur van de rondworm C. elegans kan verkort of verlengd worden door het veranderen van de omgeving, zoals het veranderen van de temperatuur of het aanbieden van ander voedsel. Als er helemaal geen voedsel aanwezig is, ontwikkelt dit wormpje zich in een gespecialiseerd larvaal stadium, dat in plaats van enkele weken, een paar maanden kan overleven. Het bijzondere is dat deze extreem lange levensduur in het laboratorium kan worden nagebootst door de activiteit van één enkel eiwit te verminderen. Ditzelfde mechanisme om de levensduur te verlengen blijkt ook te werk in andere dieren zoals fruitvliegjes, muizen en honden. Het idee is dat het verlagen van de activiteit van dit eiwit ervoor zorgt dat de cel meer energie steekt in stressbestendigheid en onderhoud, wat er voor zorgt dat ophopende schade wordt verminderd en dus veroudering wordt tegengegaan. Dat roept de vraag op of dit ook bij de mens kan worden toegepast. Al is het niet experimenteel getest op mensen, toch zijn er aanwijzingen dat bij ons dezelfde mechanismen een rol spelen tijdens veroudering. Dat de snelheid van veroudering in mensen inderdaad aanpasbaar is, wordt ook gesuggereerd door de symptomen die optreden bij enkele dramatische ziekten waarbij bepaalde schade herstelprocessen niet goed functioneren. Kinderen die aan deze ziekten lijden, verouderen op versnelde wijze en sterven vaak al jong.
Voor zover officieel bekend, was de tot nu toe oudst bekende mens Jeanne Calment. In de bijbel staan echter voorbeelden van mensen met veel hogere leeftijden. De oudste mens in de bijbel was Metuselach, die volgens het boek Genesis 969 jaar oud werd. Werden mensen vroeger echt zo oud? Sommige uitleggers verklaren dit door aan te nemen dat de omstandigheden op aarde voor de zondvloed zo compleet anders waren dan nu, dat mensen daardoor ouder konden worden. Anderen menen dat deze getallen geen jaren, maar bijvoorbeeld 10e jaren uitdrukken, of dat deze getallen symbolisch zijn. Een hoge leeftijd voor mensen die in een ver verleden leefden, is niet uniek aan de bijbel. In veel volksverhalen hebben oudvaders of legendarische koningen vaak hoge leeftijden. Volgens de Sumerische koningslijst, die op verschillende kleitabletten is teruggevonden, regeerden de eerste koningen van Sumer ieder tussen de 18000 en 43000 jaar. Zij moeten dus wel extreem oud zijn geweest, als we deze getallen serieus zouden nemen. Ik vraag me weleens af of hier sprake is van een cultuur waarin om een bepaalde reden, die onduidelijk is voor ons, hoge leeftijden werden toegeschreven aan belangrijke mensen, terwijl zij feitelijk niet zo oud werden. Tegenwoordig vinden wij het belangrijk dat geschiedschrijving de feitelijke gebeurtenissen letterlijk weergegeven, maar dit is niet altijd zo geweest. Soms is het verhaal, de bedoeling ervan en de symbolische betekenis van bijvoorbeeld getallen, belangrijker dan de feitelijke gebeurtenissen. Het lijkt mij alleen ontzettend moeilijk om dit per verhaal uit te maken.
Belangrijker dan de vraag hoe we de hoge leeftijden uit het boek Genesis moeten interpreteren, vind ik de vraag hoe in de bijbel wordt gesproken over veroudering en sterfelijkheid. Nadat de mens het gebod van God had overtreden en van de boom van kennis van goed en kwaad had gegeten, zei God tegen de mens: stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. Om te voorkomen dat de mens ook van de boom van het leven zou eten en eeuwig zou leven, stuurde God de mens uit de hof van Eden. Het lijkt erop alsof sindsdien de mens verlangt om dit eeuwige leven te bemachtigen.
Een van de oudst bekende verhalen, die in verband staan met de zoektocht naar het eeuwige leven, is het Gilgamesj epos. Dit verhaal is op meerdere locaties, op kleitabletten, in het Midden Oosten teruggevonden en was vroeger dus waarschijnlijk populair. Het verhaal gaat waarschijnlijk terug op oudere verhalen uit het 2een 3e millennium voor Christus. Gilgamesj was koning van de stad Uruk en komt als zodanig ook op de Sumerische Koningslijst voor, volgens welke hij 126 jaar regeerde (hij werd dus erg oud en het lijkt erop dat er werkelijk iemand met die naam heeft bestaan). Nadat hij zijn dierbare vriend en gelijke Enkidoe heeft verloren, gaat Gilgamesj op zoek naar het eeuwige leven. Na een gevaarlijke tocht, ontmoet hij Utnapishtim, de Sumerische equivalent van Noach, de man die de zondvloed overleefde en door de goden onsterfelijk was gemaakt. Van hem wil Gilgamesj het geheim van het eeuwige leven weten. Utnapishtim denkt dat Gilgamesj het eeuwige leven niet kan krijgen, maar stelt hem toch op de proef. Eerst vraagt hij hem een week lang wakker te blijven, wat niet lukt. Vervolgens vertelt hij Gilgamesj van een plant op de bodem van de oceaan die het eeuwige schenkt. Gilgamesj weet de plant te bemachtigen, maar deze wordt helaas door een slang weer gestolen. Het lukt de grote held Gilgamesj uiteindelijk niet om het eeuwige leven te bemachtigen en hij berust in zijn sterfelijk lot.
De mens is altijd op zoek geweest naar het eeuwige leven. Maar net als Gilgamesj toen, zullen wij het nu niet zelf vinden. Trouwens, wie wil er nu eigenlijk echt eeuwig leven? De titel van deze blog heb ik ontleend aan een erg mooi en bekend lied van Queen, dat gemaakt is voor de film Highlander uit 1986. In deze film is dit lied, en de vraag Who wants to live forever, te horen op het moment dat de onsterfelijke Connor McLeod moet meemaken dat zijn vrouw Heather veroudert en sterft. De vraag die gezongen wordt is eigenlijk Who wants to live forever when love must die? Wie wil er nou eigenlijk eeuwig leven, als alles om ons heen tegelijkertijd vergankelijk is? Als liefde zal ophouden, als er nog oorlogen woeden, zolang er ziekte is, zo lang er zonde is en zolang wij het kwade (kunnen) kiezen? Toen de mens eens niet meer naar God luisterde en sterfelijk werd, toen heeft God voorkomen dat de mens eeuwig zou leven (Gen 3:22). Desondanks stelt God ons nog steeds als het ware de vraag Wie wil er eeuwig leven?
God heeft de wereld zo lief, dat Jezus kon zeggen: Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven (Joh 11:25, zie ook Joh 3:15-16). Jezus heeft de dood van zijn kracht beroofd en leven en onvergankelijkheid aan het licht heeft gebracht door het evangelie (2 Tim 1:10, zie ook I Joh 1:2). Dit eeuwige, onvergankelijke leven is niet een eindeloos doorleven in ons huidige bestaan. Het is ook niet een vaag voortleven van onze geest of ziel na de dood in een of ander hiernamaals. Ik heb het boek Eindeloos bewustzijn van Pim van Lommel ooit gelezen en was geïntrigeerd door de gedachte dat wij een bewustzijn zouden hebben dat na onze dood voortleeft. Voor veel mensen, ook ongelovigen (als ik het ze vraag), is dit een aantrekkelijke en best aannemelijke gedachte. Toch is dit niet het eeuwige leven dat God ons belooft. God wil ons leven geven, door ons lichamelijk op te wekken uit de dood. Zoals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden (I Kor 15:22).
Opstanding lijkt een absurde gedachte. Toen Jezus zijn leerlingen vertelde van Zijn dood en opstanding, zowel voor- als nadat dit werkelijk was gebeurd, konden ze dit niet direct geloven (zie bv Matt 16:21ev en Marc 16:12-14). Toen zijn leerlingen later zelf die opstanding verkondigden, waren de leiders van het volk verontwaardigd (Hand 3:26-4:2). Ook de apostel Paulus werd in Athene weggelachen toen hij over de opstanding van Jezus vertelde (Hand 17:32). Het is nu niet anders. Maar juist de opstanding van doden is een essentieel basisonderdeel van het evangelie (Heb 6:2). Niet de opstanding zelf, maar een christendom zonder deze verwachting zou pas echt absurd zijn. Ons geloof zou namelijk zinloos en inhoudloos zijn als er geen opstanding zou zijn (I Kor 15:12ev). Dat zou betekenen dat ook Jezus niet zou zijn opgewekt uit de dood. Paulus zegt dat wij dan nog in onze zonden zouden zijn en de gestorvenen voor altijd vergaan. Kortom, je kunt als christen de opstanding niet ontkennen, want dan ontken je de basis van je eigen redding en je eigen geloof.
De opstanding van Jezus is voor gelovigen juist de garantie van hun opstanding en eeuwig leven. Het is de garantie dat onze vergankelijkheid zal overgaan in onvergankelijkheid, zodat het ook echt leven zal zijn (I Kor 15:50ev). De genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here (Rom 6:23). Wie wil deze genade nou niet? Je hoeft het maar te geloven.
Een mooi blog Hannes het begin vind ik interessant,het einde een waarheid zoals ik die nu beleef, met een toekomst waar ik (we)naar toe
leef(leven).Evert
Bedankt voor uw reactie! Leuk..