In twee vorige blogs (hier en hier) schreef ik hoe Amos, de boerenprofeet uit Tekoa, zich keerde tegen de sociale scheefgroei die hij in het welvarende noordelijke rijk Israël zag. Behalve tegen dit onrecht, keerde Amos zich tegen de (godsdienstige) hoogmoed van de Israëlieten. Hierover, en waarom dit mij aanspreekt, gaat deze korte blog.
De Israëlieten denken dat ze hun welvaart aan zichzelf te danken hebben (Amos 6:13). Ze gaan er prat op dat ze uitverkoren zijn en dat het kwaad (daarom) wel ver van ze zal blijven (Amos 5:14; 9:10). Ze zijn inderdaad door God uitgekozen, maar hun probleem is dat ze niet handelen in overeenstemming met die roeping. Amos zegt:
Zoek het goede, niet het kwade. Dan zullen jullie leven, en dan zal de HEER, de God van de hemelse machten, met jullie zijn, zoals jullie altijd zeggen.
De boodschap van Amos is dat de Israëlieten niet maar achteloos moeten denken dat ze bijzonder zijn, omdat Jahweh hen uit Egypte heeft geleid. Het gaat er niet slechts om dat ze uitverkoren zijn. Amos maakt duidelijk dat Jahweh net zo goed de God van alle mensen is en dat de Israëlieten wat dat betreft gelijk zijn aan bijvoorbeeld de Nubiërs of de Filistijnen. God heeft ook die volken geleid (Amos 9:7).
Israël zou juist beter moeten weten door hun uitverkiezing. Hun uitverkiezing schept een verplichting en stelt hoge eisen wat betreft de liefde tot de naaste. Jahweh zegt het zo: :
Uit alle volken op aarde heb ik alleen jullie uitgekozen, en daarom zal ik jullie voor al je wandaden straffen (Amos 3:2)
Mij spreekt dit aan. Ik denk dat dit een voorbeeld voor ons is. Wij, gelovigen, weten dat we door God geroepen zijn. Maar dit betekent niet dat we vervolgens (achteloos) kunnen denken dat we er wel zijn. Besef van onze (hoge) roeping, leidt niet automatisch tot veranderd gedrag. Daarom spreekt Paulus ons aan dat wij ons waardig moeten gedragen en om onze wandel overeen te laten komen met onze roeping (Ef 4:1ev). We moeten hier zelfs nauwlettend op toe zien (Ef 5:15). Zelfs Paulus, het voorbeeld bij uitstek voor ons om na te volgen (Fil 3:17), schrijft nog in één van zijn laatste brieven dat hij niet denkt dat hij al volmaakt is, maar dat hij blijft jagen naar de prijs van de roeping van God (Fil 4:12-15).
Wat geldt op individueel niveau, voor ons ieder persoonlijk, geldt ook op gemeentelijk/kerkelijk niveau. Een kerk of gemeente kan trots zijn op haar eigen geschiedenis en daarom denken dat het wel goed zit. Dat was precies wat er aan de hand was met Israël in de tijd van Amos. Het verleden is echter relatief. Het gaat God erom waar we vandaag als mens, en als gemeente, staan, niet om waar we in het verleden stonden. We zijn uitverkoren om daar vervolgens iets mee te doen. Wat heeft die roeping anders voor zin?
Van iedereen aan wie veel gegeven is, zal veel worden geëist, zegt Jezus (Luc 12:48). Daarom mag de klacht van Amos ook ons gelovigen aanspreken, omdat ook ons veel is gegeven (Ef 1:3). Van de Israëlieten wordt gezegd dat zij maar op hun bedden hangen en achterover leunen op hun divans (Amos 3:12). Zij leven er zorgeloos op los, maken muziek alsof ze David zijn, maar maken zich geen zorgen om hun ondergang (Amos 6:1-7). Amos zegt dat het uit is met het gefeest en geluier.
Dit alles is ons ten voorbeeld: Laat iedereen die denkt dat hij stevig overeind staat oppassen dat hij niet valt ( (I Kor 10:6-13).
De juiste uitdrukking is “Hoogmoed komt voor de val”
Beste Jefke
je hebt denk ik gelijk! Bedankt voor je opmerkzaamheid. Het is niet de hoogmoed die valt, maar de val komt na de hoogmoed.. 🙂