Een boer uit Tekoa

Mijn dochtertje vroeg afgelopen jaar of ik het kinderliedje ‘Een boer uit Tekoa’ op YouTube wilde zetten, zodat zij het met de klas op school kon zingen. Dit heb ik gedaan.

Het lied is (denk ik) niet heel bekend in Christelijk Nederland, maar (naar mijn bescheiden mening) wel ontzettend leuk en goed om te zingen met kinderen en volwassenen. In de zondagschool van mijn christelijke gemeente zingen we het lied vaak. De standaardvraag als we dit lied zingen is:  Wie was die boer uit Tekoa dan wel? Sinds ik het lied op Youtube heb gezet, heb ik me bezig gehouden met deze vraag. Hierover gaat deze blog.

We zingen dit lied vaak omdat we ooit, in 2002, een kinder-cd met een eigen kinderkoor hebben gemaakt. Op deze cd stond de versie van ‘Een boer uit Tekoa’ die ik op YouTube heb gezet. Er staat ook een andere versie op Youtube, want we zingen dit lied ook wel eens met de volwassen (klik maar op deze link).

Het lied is geschreven door Arie de Bruin. De tekst is als volgt:

Een boer uit Tekoa ging eens naar de stad

Hij schrok van de huizen, hij was het snel zat

Hij zag dure villa’s en winkels vol goud

Maar ook oude krotten van blik en van hout

 

refrein

Wat is dit voor wereld waar dit zomaar kan

De ene is rijk en de ander straatarm

Wat is dit voor wereld waar dit zomaar kan

Wat is dit voor wereld wie doet er wat an

 

Die boer uit Tekoa werd vreselijk kwaad

Hij ging hardop schelden midden op straat

Wie heeft hier die rijkdom en armoe gemaakt?

Wie heeft hier de ruggen van zwervers gekraakt?

 

Die weelde en welvaart gaat over de rug

van armen en slaven dus geef alles terug

Die boer uit Tekoa was een profeet

Hij schreeuwde het uit, wat iedereen weet

Die boer uit Tekoa was Amos. Wij kennen hem als de profeet wiens woorden en visioenen in het gelijknamige Bijbelboek staan. In Amos 1:1 staat:

Hier volgen de woorden en visioenen van Amos, een schapenfokker uit Tekoa

Amos vond zichzelf geen profeet. Toen tegen hem werd gezegd dat hij een ‘ziener’ was, antwoordde hij dat hij geen profeet of profetenzoon was, oftewel lid van een ‘profetenschool’. Hij was slechts een veehoeder en kweker van vijgenbomen (Amos 7:14). Volgens de normen van die tijd was hij inderdaad geen profeet. ‘Profeet zijn’ was een beroep waar je je geld mee kon verdienen. Amos zei dat hij een veehoeder was en geen profeet om duidelijk te maken dat hij wel andere manieren had om aan geld te komen. Het was hem niet om het geld te doen.

Tegen Amos werd gezegd dat hij maar naar Juda moest vluchten om daar zijn brood te eten en te profeteren (Amos 7:12). Deze opmerking legt een verband tussen profetie en kostwinning en suggereert dat er profeten waren die de mensen naar de mond praatten om zo aan geld te komen. Dit waren ‘de profeten die mijn volk misleiden, die over vrede praten zolang ze maar iets te eten krijgen en die iedereen die hen niet op hun wenken bedient de oorlog verklaren (Micha 3:5). Hier komt de term ‘broodprofeet’ vandaan, en de uitdrukking ‘Wiens brood men eet, diens woord men spreekt’. Het lijkt erop dat je beroepsprofeet kon worden door scholing, misschien enigszins te vergelijken met de tegenwoordige predikant of priester.  Maar je kunt ook ‘predikant’ worden door roeping, zonder opleiding en zonder winstoogmerk. Zo iemand was Amos. Hij zegt van zichzelf:

Jahweh nam mij achter de schapen vandaan, en Jahweh zei tot mij: Ga heen, profeteer tegen mijn volk Israël (Amos 7:15).

De tijd waarin Amos leefde noemen wij nu de 8e eeuw voor Christus. Het was de tijd waarin het eens zo welvarende koninkrijk Israel in tweeën was gesplitst, in een noordelijk en een zuidelijk rijk. Amos kwam uit het zuidelijke rijk Juda. Tekoa was een versterkt stadje ten zuiden van Jeruzalem. Amos profeteerde echter in en tegen Israël, het noordelijke rijk (Amos 1:1). Het is alsof een Belg hier in Nederland komt vertellen welke misstanden hier zijn, hoe wij ons leven zouden moeten beteren en welk vreselijk onheil God over ons zal brengen.

In het noordelijke rijk Israël zat Jerobeam II op de troon. Het ging dit rijk, evenals het zuidelijke rijk Juda, voor de wind. Veel mensen waren rijk. Amos spreekt over hun zomer- en winterverblijven en hun huizen en zelfs bedden van ivoor (Amos 3:15; 6:4). Die rijkdom was misschien wel het gevolg van het feit dat Israël tot bloei kon komen omdat het niet langer werd onderdrukt door hun directe buren, de Arameeërs (zie 2 Kon 14:23-29). Jerobeam II herstelde de grenzen en breidde het rijk uit, zoals Jahweh had voorzegd bij monde van de profeet Jona. Jahweh verloste Israël door middel van Jerobeam II (blijkens 2 Kon 14:27), maar de mensen in Israël dachten dat ze dit op eigen kracht hadden gedaan. Amos drijft de spot met hun trotse gevoel:

Jullie verheugen je over de verovering van Lo-Debar, en jullie zeggen dat je op eigen kracht Karnaïm ingenomen hebt. Maar ik zal een volk op jullie afsturen, Israëlieten, spreekt Jahweh, de God van de hemelse machten dat jullie in heel het land zal onderdrukken (Amos 6:13)

Israël was blij over de verovering van ‘Lo-Debar’, een plaats aan de overzijde van de Jordaan. Letterlijk betekent deze naam ‘geen woord’ of ‘geen weide’. De mensen waren dus blij om niets. Jahweh spreekt van een ander volk dat Hij zal sturen. Israël had inderdaad te vrezen voor een ander volk, dat een bedreiging vormde voor alle volken in die streek. Dit was het volk van de Assyriërs, dat steeds machtiger werd door een goed georganiseerd leger en succesvolle veldtochten tegen de hun omringende rijken.

Amos kondigde het onheil aan dat door de Assyriërs over Israël zou komen. Hij waarschuwt dat de Israëlieten ‘als eersten’ ‘voorbij Damascus’ gevoerd zullen worden en sterven ‘op onreine bodem’ (Amos ;5:27, 6:7; 7:17). Inderdaad deporteerden de Assyriërs na een overwinning altijd een belangrijk deel van de veroverende bevolking, om zo de overwonnen volken onder de duim te houden en de eenheid te bevorderen. Enkele decennia na Amos’ profeteren, kwam uit wat hij had voorzegd. De Assyrische koning Salmanasser III (en zijn zoon Sargon II) trok op tegen Samaria, de hoofdstad van Israël, en nam deze stad na 3 jaar in (2 Koningen 17:1-6). Israël werd in ballingschap gevoerd in 722 voor Christus.

Het is de vraag of Amos, wiens woorden zo tijdgebonden lijken te zijn, ons nog iets te zeggen heeft. Waar gaan zijn profetieën eigenlijk over? Op deze vragen wil ik in mijn volgende blogs ingaan.

3 gedachten over “Een boer uit Tekoa

  1. Pingback: Een boer uit Tekoa: een einde aan het onrecht | Geloof niet alles wat je denkt

  2. Pingback: Een boer uit Tekoa: hoogmoed komt ten val | Geloof niet alles wat je denkt

  3. Pingback: Een boer uit Tekoa: visioenen over het einde | Geloof niet alles wat je denkt

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *